Verzoening kent twee richtingen: één naar God en één naar mensen toe. Verzoening richting God is het Evangelie. Yeshua stierf aan het kruis om opofferende liefde te demonstreren en om de prijs voor vergiffenis te betalen. Zo zijn wij met God verzoend (II Corinthe 5).
Er is ook verzoening tussen mensen. Als God vrede heeft met ons, is het dus ook gepast voor ons om vrede met anderen te maken. Het principe van verzoening is dat we altijd proberen eenheid tot stand te brengen en aktief maatregelen treffen om gebroken relaties te herstellen.
Wanneer een relatie gebroken is, komt dat doordat iemand door een ander onrecht is aangedaan, of doordat het als zodanig is opgevat. Yeshua leert ons om “pro-aktief” te zijn in beide richtingen. We moeten naar de andere persoon “gaan” ongeacht of wij hén pijn hebben gedaan, of dat zij óns pijn hebben gedaan, of dat het gewoon om een misverstand gaat.
De kinderachtige reaktie van “hij is begonnen” (en dus is het niet mijn schuld, en ga ik er niets aan doen), is een natuurlijke reaktie in ons allemaal. Maar Yeshua leert ons die neiging te overwinnen, en, om in geestelijke volwassenheid die ander op te zoeken in een poging de relatie te herstellen.
“Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en GA heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave …” (Matthew 5:23-24)
Bekering en verzoening hebben prioriteit, zélfs boven aanbidding.
Liefdevolle confrontatie maakt ook deel uit van genade en geloof:
“Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, GA naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder terug gewonnen. ” (Matthew 18:15)
In het eerste geval heeft een broeder “iets” tegen jou; in het tweede geval heb jij “iets” tegen hem. In beide gevallen is het onze verantwoordelijkheid om als eerste te GAAN. De kernwaarde van verzoening betekent dat we er altijd alles aan doen dat nodig en mogelijk is om relaties te herstellen, ongeacht wie er fout zat.