Tikkun Global
Jerusalem, Israel
"Joodse Wortels" of "Hebreeuwse Wortels" is vandaag de dag een zeer populair onderwerp binnen het Lichaam van Christus. Er zijn talloze boeken, onderwijsbedieningen, websites, enz, over dit thema. Na eeuwen van "Vervangingstheologie" en antisemitisme vanuit de historische kerk, zien we nu een opleving van christelijk "filosemitisme" en een positieve interesse in Israël. Heden ontvangen miljoenen Christenen wereldwijd openbaring en Bijbels inzicht over de noodzaak om zich op een positieve manier met Israël en het Joodse volk te verbinden.
Dit omvat voor velen onderwijs over de "Joodse Wortels," hetgeen verschillende vormen kan aannemen: Torah-studies, het vieren van Bijbelse/Joodse feesten, het begrijpen van de "Hebreeuwse" denkwijze, reizen naar het Heilige Land, deelname aan een Pesach Seder maaltijd, politiek steun betuigen aan Israël, enzovoort.
In dit artikel (en de volgende 2, 3), willen we de "Wortels"-leer nader onderzoeken. Dit onderwijs is vaak gebaseerd op de Bijbelse passage die het duidelijkst spreekt over een Joodse wortel: de Olijfboom van Romeinen 11:16-24. Wat betekent deze term eigenlijk in de Bijbelse context? Hoe zouden de Romeinse christenen, aan wie Paulus deze brief schreef, dit onderwijs hebben begrepen? En hoe moeten wij het vandaag toepassen?
De Olijfboom en Zijn Wortel – Romeinen 11:16-24
De apostel Paulus schrijft over een Olijfboom van Gods volk, zijn takken en zijn wortel. Het woord "wortel" verschijnt vier keer in de verzen 16-18. De kernboodschap van deze verzen is ten eerste een herinnering aan de heidense, Romeinse gelovigen (de "wilde" takken) dat zij genadig en onverwachts zijn "geënt" op deze Olijfboom-gemeenschap van Gods volk—een boom die gedurende vele, vele generaties uitsluitend "gecultiveerd" werd onder het Joodse natie/volk (de "natuurlijke", "inheemse", gedomesticeerde takken). Daarna waarschuwt de apostel de Romeinse lezers ernstig om niet arrogant of hoogmoedig te worden ten opzichte van deze inheemse, Joodse takken. Hij herinnert hen eraan: niet jij draagt de wortel, maar de wortel draagt jou (v.18). Terwijl Paulus duidelijk drie soorten takken identificeert (Joodse gelovigen, heidense gelovigen, en ongelovige Joden—de "afgebroken" takken), definieert hij de wortel niet op dezelfde manier - de Schrift labelt deze wortel ook niet expliciet als een "Joodse" of "Hebreeuwse" wortel.
Gedurende de kerkgeschiedenis hebben Bijbel interpretaties vier mogelijke definities voor de wortel gegeven:
Jezus Zelf, de "Wortel en het Nageslacht" van David (Openb. 22:16).
De aartsvaders en/of het aartsvaderlijke (Abrahamse) verbond, gebaseerd op Romeinen 11:28-29.
Het Joodse volk/de natie Israël.
De Joods-gelovige gemeenschap van de eerste eeuw, met name de apostolische gemeente in Jeruzalem.
Wat denk jij? Ga alsjeblieft deze Schriftgedeelten besturen en mediteer erop totdat we verder gaan met deel 2, dat binnenkort zal volgen. Probeer, zoveel mogelijk, niet jouw theologie of ideeën op de tekst te projecteren. Probeer je voor te stellen dat je een heidense, Romeinse christen bent (sommigen kenden Joden, anderen niet) die hoort hoe deze brief in een openbare samenkomst wordt voorgelezen. Hoe zou het hebben geklonken? Wie, of wat, is deze mysterieuze wortel?